18.04.2015 | CUTTING EDGE | door Jan-Jakob Delanoye
Glamour is de hardste valuta
Doorgaans heeft niemand er oren naar: het verhaal van een ouder die een kind verliest door een terreurdaad. Misschien op de rioolpers na, maar de zeldzame keer dat die haar nek uitsteekt, worden enkel clichés uitgelicht. En welk dagblad of magazine durft een forum zijn voor de kwetsbaarheid van de nabestaanden? Voor hun verdriet is er geen plaats in de arena van de collectieve rouw – en zeker niet in het mediacircus dat daar meestal bij hoort.
Waarom? Als radicalisering de simpele optelsom is van genen en opvoeding, dan gaan de verwekkers van het ontaarde kind niet vrijuit. Aan de origine van individueel extremisme ligt echter iets veel complexer dan simpele rekenkunde ten grondslag. In ‘Gaz. Pleidooi van een gedoemde moeder’ legt auteur Tom Lanoye enkele suggesties in de mond van een gebroken vrouw.
Is het onlogisch dat de moeder van een naamloze martelaar in een niemandsland zou willen leven? Terreurdaden worden overal geclaimd door voor- en tegenstanders, die van de agressor een symbool maken – hetzij dat van martelaar, hetzij dat van terrorist. Zo verliest de moeder haar zoon een tweede keer, want ook als lijk wordt haar kind voor de kar gespannen van de ene of de andere ideologie of theorie. Lanoyes monoloog is een appel om niet in het wilde weg te culpabiliseren, hoewel de analytische tekst veel dieper graaft dan die ene evidente laag.
Interessant is bijvoorbeeld de vraag naar de genese van radicalisme. Gaat het inderdaad om kwetsbare karakters die contextueel in een spiraal van negativiteit worden getrokken? Is terreur echter geen gegeven zo oud als de mensheid, een inmiddels bekend, bloederig bedongen pad naar onsterfelijkheid? Tegenwoordig verwerven moordenaars via sociale netwerken overigens het statuut van mascotte, terwijl het internet bij uitstek de bron is van gevaarlijke informatie. Kortom, bij de geboorte van een terrorist komt meer kijken dan alleen een keizersnede bij een alleenstaande moeder. Simpele rekenkunde? Vergeet het.
Als monoloog is ‘Gaz’ niet traditioneel, want daarvoor is de essayistische ondertoon te prominent aanwezig. De anekdotiek vormt het ontroerende hart van de tekst, maar het is de polemische diepgang die het stuk verheft. Precies in de meer abstracte geledingen gaat de complexiteit voor de opvoering schuil: de interpreet moet immers tegelijk het lijden invoelbaar maken, als de beschouwelijke kant ontleden. Alleen dan kan het publiek ontsnappen aan het idee dat het aangenamer zou zijn de tekst in comfortabele omstandigheden te lezen.
Viviane De Muynck investeert vooral in de psyche van haar personage. Ze is zowel fragiel als sterk, aangedaan als verontwaardigd, introvert als expressief. Haar vertolking, die helemaal vanuit de moederfiguur gestalte krijgt, benadert de stroom aan ideeën echter te weinig zorgvuldig. Het disseceren van het eerder filosofisch getinte binnen het betoog wordt quasi integraal aan de toeschouwer overgelaten.
Overigens kreeg De Muynck van Piet Arfeuille veel vrijheid. De regisseur dwong haar niet in een stilistisch keurslijf: noch tekstueel, noch qua decor toont zich zijn sturende hand. Visueel herinnert een verhoogd platform vaag aan wat de beul te wachten staat – in de publieke opinie het schavot, in dat van een niche de bühne voor met mensenlevens bekostigde eer. Verder is er een rudimentaire klankband, eigenlijk zonder wezenlijke meerwaarde. De eclatante monoloog die ‘Gaz’ tekstueel is, wordt met andere woorden niet opgetild tot een theatrale ervaring die het woord
> Lees artikel op cuttingedge.be