259.01.2015 | DE MORGEN | Jan De Smet
‘Ivanov’: Kroniek van een dwarse eenzaat
Er staat een blankhouten tribune op de scène die even hoog en breed is als de publiekstribune. De acteurs zitten verspreid op die blankhouten tribune wanneer het publiek binnenkomt. De zaallichten doven wel maar de witte lichten die de ‘acteurstribune’ in een koud daglicht laten baden, stralen ook op de zaal af. Gevolg: anderhalf uur lang kijken acteurs (of beter: personages) en spelers elkaar in de ogen.
Bij een doordeweekse Tsjechov moet zelfs een beschaafde toeschouwer al eens een geeuw onderdrukken. De voorspelbaarheid van de personages die uitmunten in traagheid, apathie en verveling is groot. Dat de landjonkers van de Rus ook opgevoerd kunnen worden zonder een déjà vu op te wekken, bewijst regisseur Piet Arfeuille met zijn originele ‘Ivanov’ (1887), Tsjechovs eerste toneelschriftuur.
Sober en direct, soms grappig
Arfeuille beschikt daarvoor over een uitstekende cast, die goed begrepen heeft waar de regisseur-bewerker heen wil: geen minutieuze stemmingsopbouw, geen zeurderige dialogen, geen bloedarmoedige oprek, maar krachtig breed geborstelde personages en elke scène gespeeld met de dichtheid van een zwart gat.
Die franjeloze aanpak wordt doorgetrokken in de scenografie. De sober gekostumeerde personages posteren zich her en der op de rijen ongemakkelijk zittende banken. Terwijl ze veelal om beurt door de vierde wand spreken, vormen ze een tribunaal, dat zijn pijlen op Nicolai Ivanov afvuurt. Maar die blijft doof voor de morele chantage, de aantrekkelijke business deals, de romantiek.
Ivanov is gedegouteerd van de kleine zielen om hem heen, van hun niet aflatend geblèr, hun vulgaire, cynische, holle toogpraat. Hij wil nergens bijhoren, bijt van zich af tot hij implodeert: “Ik wil enkel alleen zijn, zonder mezelf”. Lukas Smolders, wiens talent een goed bewaard geheim is gebleven omdat hij sinds 2007 aan het RoTheater is verbonden, speelt zijn personage met zoveel verve en nuancering dat je begrip opbrengt voor Ivanovs empathisch onvermogen.
Wat dit stuk zo pregnant neerzet, is dat de wereld aan vlijt, ambitie, normeringsdrang, statusangst, doelgerichtheid,… ten onder gaat. Dat deugden kwalen kunnen worden.
Niet meteen een vrolijk thema en Ivanov is en blijft een tragisch personage, maar Arfeuille maakt er geen zielenpoot van. Zijn acteurs trekken alle registers open en zie… deze Tsjechov krijgt zuurstof. De gedoseerde humor zorgt voor een welkome lichtere toets. Tania Van der Sanden (Zinaida) geeft met haar lichaamstaal zoveel grappige subtekst mee dat de ernst van dit psychodrama doorbroken wordt en er al eens hartelijk gelachen wordt.
25.01.2015 | KNACK | Els Van Steenberghe
Oog in oog
Er staat een blankhouten tribune op de scène die even hoog en breed is als de publiekstribune. De acteurs zitten verspreid op die blankhouten tribune wanneer het publiek binnenkomt. De zaallichten doven wel maar de witte lichten die de ‘acteurstribune’ in een koud daglicht laten baden, stralen ook op de zaal af. Gevolg: anderhalf uur lang kijken acteurs (of beter: personages) en spelers elkaar in de ogen.
Piet Arfeuille stript Tsjechovs eersteling van overbodige uitweidingen en maakt er een vrij pittige dialogenwedstrijd van. Je kijkt naar het over en weer vliegen van de woorden, zoals je tijdens een tenniswedstrijd naar het over en weer vliegen van het balletje kijkt. Nikolaj Ivanov (vertolkt door een indrukwekkend tussen ironie en verbitterdheid zwalpende Lukas Smolders) zit vooraan (en helemaal onderaan) de tribune en wordt langzamerhand horendol van het gekwebbel achter en boven zijn rug. Hij zou zijn zieke vrouw naar warmere oorden moeten brengen, hij moet toezien hoe die jonge dokter zijn vrouw verleidt en moet verdragen hoe de piepjonge Sasja hém verleidt. Hij weet niet hoe hij zijn schuldeisers kan betalen en zijn inwonende vriend noch zijn dikke, grappende nonkel kunnen of willen helpen. En allemaal staren ze maar voor zich uit of in het publiek. Maar ze kijken elkaar ongemakkelijk weinig aan. Alsof ze niet durven en bang zijn van de pijn en de hunkering die ze in elkaars ogen zullen lezen. Ze zitten er haast roerloos bij, gehuld in grijszwarte kleren die iets tijdloos hebben. Die kostuums duffelen de personages in stoffen warmte en zachtheid bij gebrek aan menselijke warmte en zachtheid.
Kortom, Ivanov is omringd door mensen die wanhopig proberen te verbergen dat ze ook geen hoop meer zien. Hij voelt almaar minder behoefte om met en tussen hen te leven. Burn-out door en depressief van de uitgebluste zielen om zich heen.
Voilà, verhaal verteld. Dat een stuk waarin niets gebeurt toch iets is om naar uit te kijken, ligt in dit geval niet enkel (zelfs niet zozeer) aan Anton Tsjechovs talent om de lusteloosheid in ene rauwe theatertekst te verpakken maar vooral aan de op soberheid focussende regie van Piet Arfeuille én de kranige acteerprestaties van toptalenten als Tania Van der Sanden, Lukas Smolders, Eva Schram en Jobst Schnibbe. Allen spelen ze met vuur de moedeloosheid van hun personage.
Dat vurige, soms net iets te opgefokte vertolken van de vleesgeworden uitzichtloosheid maaktIvanov tot een glashelder portret van het opgefokte 2015-leven waar zowat elke mens op de publiekstribune deel van uitmaakt. Misschien is het tijd om uit het opgefokte leven te stappen en terug te leren elkaar echt aan te kijken en echt naar elkaar te luisteren? Tijd om meer tegenover elkaar te zitten. Oog in oog. Zoals op de tribunes van Theater Malpertuis waar Tsjechovs debuutstuk ineens zijn relevantie hervindt.
25.01.2015 | De Standaard | Wouter Hillaert
25.01.2015 | Cobra.be | Johan Thielemans
Regisseur Piet Arfeuille drukt zijn eigen stempel op ‘Ivanov’. De klassieke tekst van Anton Tsjechov buigt hij om tot een theatrale toestand met het oog op een hedendaags publiek.
Handtekening
Als Piet Arfeuille een klassieke tekst ter hand neemt, dan plaatst hij daar een persoonlijke handtekening op. Dat gebeurde onder meer met ‘Hamlet’, bij Het Paleis. Nu hij in Malpertuis (Tielt) met Tsjechovs ‘Ivanov’ aan de slag gaat, is dat niet anders.
Hijzelf vindt dat Tsjechov de verschillende scènes te zorgvuldig invult. Vandaar dat hij bij zijn bewerking gekozen heeft om vooral in te zetten op de kernmomenten van het gebeuren. Het gevolg hiervan is dat het stuk veel korter wordt en dat de conflicten ook compacter op elkaar volgen. Dat geeft aan het gebeuren een grote dynamiek, en wie dacht dat Tsjechov traag de lusteloosheid beschrijft, komt hier van een kale reis terug. Maar de vaart, waarop Arfeuille wedt, verhindert niet dat we een versie krijgen die telkens op het essentiële mikt en ook telkens raak is.
Eilanden
Theatertechnisch heeft hij ervoor gekozen om de vier bedrijven te vertellen zonder plaatswisseling. Ook dit is een gewaagde keuze, maar Arfeuille weet de handeling heel duidelijk te vertellen. Misschien is er één ogenblik waarop de gebeurtenissen niet volledig helder zijn. Op het einde ligt Ivanov dood op het toneel, maar hoe dat komt krijgt de toeschouwer niet te zien. Een revolver gebruiken (zoals dat bij Tsjechov staat) vond Arfeuille, de regisseur, blijkbaar iets te melodramatisch. Maar als ik voor mezelf spreek, die revolver heb ik toch gemist.
Als we de zaal binnentreden, dan zien we een tribune, een soort spiegel van de toeschouwerstribune. Het zal het enige attribuut zijn van de avond. Op de verschillende trappen nemen de personages plaats, ver uit elkaar. Ze zullen niet van hun plaats komen en eilanden van grote eenzaamheid zijn. Ze kijken de hele avond lang voor zich uit en wie spreekt, richt zich evenzeer tot zijn medespelers als tot het publiek. De indruk die het stuk nalaat is er een van monologen. Dialogen zijn zeldzaam en zijn de enkele ogenblikken dat de personages elkaar aanraken.
Sterke zwakkeling
Wie het meest aan het woord is, is Ivanov. We leren hem kennen als een gekweld iemand. Hij is blut (een Russische ziekte uit de negentiende eeuw), hij houdt niet meer van zijn vrouw, hij houdt nauwelijks van het jonge meisje (iets wat in deze voorstelling benadrukt wordt en afwijkt van enkele aandoenlijke ontmoetingen bij Tsjechov). Hij is een zwakkeling die plots ernorm sterk kan uitvliegen. Al dat belaadt hem met twijfel en schuld en maakt tenslotte voor hem het leven onmogelijk.
Lukas Smolders is een intrigerende Ivanov. Ten eerste tekent hij zijn personage als een onbenullige klerk, klein, nerveus, onzeker, overhoop met zichzelf. Hij heeft geen charisma, zodat het een vraag is waarom zijn vrouw Anna zo sterk op hem verliefd is geworden dat ze zelfs bereid was om haar Joodse achtergrond achter zich te laten. Al even wonderlijk is dat het jonge meisje al haar dromen en al haar idealisme projecteert op deze wat rare man. Arfeuille ontwijkt door zijn keuze voor Smolders een hoop clichés en toont hoe onberekenbaar en misschien hoe onbegrijpelijk liefde kan zijn. In ieder geval blijkt liefde geen remedie tegen wanhoop. Het is een virtuoze en boeiende Lukas Smolders die de vele nuances en tegenstrijdige gevoelens in de tekst prachtig laat opborrelen. Een bijzondere acteursprestatie.
Centrale kracht
Het privéprobleem van Ivanov wordt in een bredere context geplaatst dankzij de personages die hem omringen. Iedereen krijgt een scherpe tekening. Jobst Schnibbe is de vader die niet op kan tornen tegen zijn vrouw, Eva Schram is het jonge meisje vol onschuld, die haar boodschap over de liefde rechtstreeks aan het publiek verkondigt. Arfeuille wil duidelijk zijn toeschouwers bij het gegeven betrekken, wat aan de voorstelling een bijzondere directheid geeft, wars van historische nostalgie. Laten we, met zijn allen, over deze problemen nadenken, is zowat de leidraad van de voorstelling.
Schitterend is het enige woord dat past bij de vertolking van Tania Van der Sanden. Zij zit vooraan op de tribune, als een matrone. Ze beheert het geld, en is dus een centrale kracht. Ze is categoriek als het moet, is iemand waar niemand om heen kan, maar ze is ook guitig en cynisch, niet verlegen om een Jodenmop (antisemitisme is de andere Russische ziekte). Met een minimum aan middelen tekent ze een intrigerende persoonlijkheid.
Zoals het leven
Dat alles levert een heel persoonlijke voorstelling op. De vorm is voor de acteurs niet vanzelfsprekend, maar iedereen weet heel overtuigend met de isolatie op de tribune om te gaan. Arfeuille heeft radicaal gebroken met het uiterlijk realisme, waarvoor Tsjechov bekend staat. De tekst van de Russische schrijver is hier omgebogen tot een theatrale toestand, in de hoop dat de woorden des te sterker zullen aankomen bij een hedendaags publiek. In dat opzet is Arfeuille volledig geslaagd. En tussendoor bewijst hij welk een uitstekend acteursregisseur hij is. Zo smeedt hij zijn cast met jonge en ervaren acteurs behoorlijk tot een homogeen gezelschap – iets wat Tsjechov zeker zou bevallen.
Met dat alles, ondanks de humor, ondanks de vaart en de gebaldheid, blijft de centrale visie van Tsjechov helemaal overeind: totale wanhoop en afwezigheid van perspectief, daar zit je als publiek anderhalf uur naar te kijken. Geen makkelijke boodschap en misschien ook erg eenzijdig. Maar: dat is het leven, zegt de Russische toneelschrijver ons.