02.04.2016 | Theaterkrant | door Hein Janssen
Liliom is volks en mystiek tegelijk
‘Het is smerig, het hart. Het hoort op de slachtbank’, beklaagt Julie Zeller in een emotionele monoloog de liefde. Liliom, titelpersonage, uitvreter, de vader van haar nog ongeboren kind, is zojuist dood gevonden: op de vlucht voor de politie is hij in een elektriciteitsmast geklommen en geëlektrocuteerd. ‘Het is een groot geluk dat je dit is overkomen’, troostte haar beste vriendin Marie haar. Maar Julie verstart, ook als haar aartsrivaal Muskat haar medeleven komt betuigen. Pas zodra ze alleen is, breekt ze.
We bevinden ons op pakweg driekwart van de voorstelling Liliom, die regisseur Julie Van den Berghe brengt bij TA-2 (het ontwikkelingsplatform van Toneelgroep Amsterdam voor regisseurs) en Frascati Producties. De proloog van de voorstelling speelt zich praktisch op hetzelfde moment in het verhaal af, maar dan niet bij de nabestaanden, maar bij de overledene zelf. In een duister tribunaal wordt Liliom door De Magistraat over zijn leven aan de tand gevoeld en voorts veroordeeld tot zestien jaar vagevuur. Berouw toont hij allerminst. ‘Heeft u op aarde nog iets recht te zetten?’ ‘Ik zou nog graag Fiscur z’n schedel willen breken.’
In vogelvlucht: de Vlaamse Julie Van den Berghe (1981) studeerde in 2010 af aan de regieopleiding van de Amsterdamse Theaterschool. Op het ITs Festival sleepte haar voorstelling de Ton Lutz Prijs in de wacht, de prijs voor de beste regie van het afstudeerfestival. Datzelfde jaar begon ze als huisregisseur bij NTGent, in haar geboorteplaats. In 2013 regisseerde ze bij TA-2 en Frascati Producties Bloedbruiloft, van de Spaanse dichter García Lorca. Vanaf 2017 vormt ze ten slotte, samen met Guy Weizman, de artistieke kern van het Noord Nederlands Toneel. Haar grootvader was Hongaars, net zoals toneelschrijver Ferenc Molnár, die Liliom in 1909 schreef.
Op de vloer een grote, houten, ronde schijf – een provisorisch en vastgetimmerd onderstel van de draaimolen waar Liliom werkt, een podium op het podium. ‘Welke dame wil op het hertje?’ Als het knappe dienstmeisje Julie zich aandient en Liliom intiem met haar wordt, wordt carrousel-uitbater Muskat jaloers en stuurt Julie weg. Liliom komt voor haar op, maar het kost hem zijn baan. Samen trekken ze in bij mevrouw Hollinger, een vreemde, intrinsieke fotograaf, verre familie van Liliom. Liliom kan niet tegen het werkloze bestaan, het maakt hem nog opvliegender en agressiever dan hij al was.
Molnár (pseudoniem voor Ferenc Neumann) schreef een stuk met zeventien rollen, hier vertolkt door tien acteurs. De personages worden geteisterd door armoede; Molnár situeerde zijn stuk in de sloppen van Boedapest aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog. De personages zijn volks en recht voor hun raap. Liliom maakt zich liever duidelijk met zijn vuisten dan met een weloverwogen argument. De taal (vertaling: Jibbe Willems) is eenvoudig en lomp, vol tautologieën en lompe scheldwoorden, noem het een gestileerd dialect.
Maar die taal, en de ondubbelzinnigheid van de personages, zit de voorstelling ook in de weg. Ja, Van den Berghe creëert een aanstekelijk en volks sfeertje, maar de personages blijven daarin zo eendimensionaal als wat. Bijna elke rol laat zich met een enkel bijvoeglijk naamwoord prima omschrijven: jaloerse vriendin met deugdzame man, corrupte agent, gevaarlijke vriend, en ten slotte opvliegende rokkenjager – Liliom zelf (gespeeld door Eelco Smits).
De enige twee personages met een zekere gelaagdheid zijn, misschien niet toevallig, de twee vrouwen die onvoorwaardelijk van Liliom houden: draaimoleneigenaresse Muskat (verborgen en terughoudend) en Julie (onomwonden en vol). Het zijn dan ook die twee actrices, respectievelijk Janni Goslinga en Hélène Devos, die met hun acteren het meeste indruk maken. Vooral die laatste transformeert prachtig van giechelend pubermeisje tot van verdriet doortrokken vrouw, eindigend in een technisch ingewikkelde monoloog, waarbij melodrama op de loer ligt, maar door intens en eerlijk spel, elke zin binnenkomt.
Leven en dood van een smeerlap, luidt de ondertitel, maar waar de één eindigt en de ander begint is in deze voorstelling lang niet zo eenduidig. Met duistere belichting en een raadselachtig (deels live) geluidsdecor maakt Van den Berghe van de rechttoe rechtaan scènes waaruit de voorstelling voornamelijk bestaat, toch een enigszins hallucinante beleving. Zo trekt ze de fantastische elementen die Molnár in het stuk aanbracht (de scènes in het vagevuur) mooi door in het hele verhaal – en wordt de grens tussen leven en dood diffuser.
In de laatste scène keert Liliom na zijn zestien jaar uitgezeten te hebben, terug uit het vagevuur. Er volgt een vage scène met Julie (die na een prachtig personage-changement nu gespeeld wordt door Chris Nietvelt), zijn dochter en een kom soep. Maar wat hier precies gebeurt, en vooral waarom, blijft erg onduidelijk. Alsof Van den Berghe niet goed wist wat ze hiermee aanmoest, wat Molnár hiermee bedoelde, dus het maar snel wegmoffelt. En ons daarmee toch deels onbevredigd Frascati weer uitstuurt.