25.01.2015 | KNACK | Els Van Steenberghe
Oog in oog
Er staat een blankhouten tribune op de scène die even hoog en breed is als de publiekstribune. De acteurs zitten verspreid op die blankhouten tribune wanneer het publiek binnenkomt. De zaallichten doven wel maar de witte lichten die de ‘acteurstribune’ in een koud daglicht laten baden, stralen ook op de zaal af. Gevolg: anderhalf uur lang kijken acteurs (of beter: personages) en spelers elkaar in de ogen.
Piet Arfeuille stript Tsjechovs eersteling van overbodige uitweidingen en maakt er een vrij pittige dialogenwedstrijd van. Je kijkt naar het over en weer vliegen van de woorden, zoals je tijdens een tenniswedstrijd naar het over en weer vliegen van het balletje kijkt. Nikolaj Ivanov (vertolkt door een indrukwekkend tussen ironie en verbitterdheid zwalpende Lukas Smolders) zit vooraan (en helemaal onderaan) de tribune en wordt langzamerhand horendol van het gekwebbel achter en boven zijn rug. Hij zou zijn zieke vrouw naar warmere oorden moeten brengen, hij moet toezien hoe die jonge dokter zijn vrouw verleidt en moet verdragen hoe de piepjonge Sasja hém verleidt. Hij weet niet hoe hij zijn schuldeisers kan betalen en zijn inwonende vriend noch zijn dikke, grappende nonkel kunnen of willen helpen. En allemaal staren ze maar voor zich uit of in het publiek. Maar ze kijken elkaar ongemakkelijk weinig aan. Alsof ze niet durven en bang zijn van de pijn en de hunkering die ze in elkaars ogen zullen lezen. Ze zitten er haast roerloos bij, gehuld in grijszwarte kleren die iets tijdloos hebben. Die kostuums duffelen de personages in stoffen warmte en zachtheid bij gebrek aan menselijke warmte en zachtheid.
Kortom, Ivanov is omringd door mensen die wanhopig proberen te verbergen dat ze ook geen hoop meer zien. Hij voelt almaar minder behoefte om met en tussen hen te leven. Burn-out door en depressief van de uitgebluste zielen om zich heen.
Voilà, verhaal verteld. Dat een stuk waarin niets gebeurt toch iets is om naar uit te kijken, ligt in dit geval niet enkel (zelfs niet zozeer) aan Anton Tsjechovs talent om de lusteloosheid in ene rauwe theatertekst te verpakken maar vooral aan de op soberheid focussende regie van Piet Arfeuille én de kranige acteerprestaties van toptalenten als Tania Van der Sanden, Lukas Smolders, Eva Schram en Jobst Schnibbe. Allen spelen ze met vuur de moedeloosheid van hun personage.
Dat vurige, soms net iets te opgefokte vertolken van de vleesgeworden uitzichtloosheid maaktIvanov tot een glashelder portret van het opgefokte 2015-leven waar zowat elke mens op de publiekstribune deel van uitmaakt. Misschien is het tijd om uit het opgefokte leven te stappen en terug te leren elkaar echt aan te kijken en echt naar elkaar te luisteren? Tijd om meer tegenover elkaar te zitten. Oog in oog. Zoals op de tribunes van Theater Malpertuis waar Tsjechovs debuutstuk ineens zijn relevantie hervindt.